Opiniez.nl
De Russische Revolver
In het Joods Historisch Museum in Amsterdam ligt een revolver. Een oude Russische Nagant M 1895, uit het begin van de 20e eeuw. Met de meidagen in het verschiet moet ik weer aan die revolver denken. Ik herinner me dat we eens als kinderen verstoppertje speelden en in de linnenkast op de slaapkamer van mijn ouders, tussen dozen met oude foto’s en andere spullen, twee blikken dozen ontdekten: een doos met een zware revolver en een doos met patronen.
Onderduik
Mijn vader was duidelijk verstoord over deze vondst. Hij maakte ons duidelijk dat we gevaarlijke dingen hadden gevonden, dat ze uit de oorlog waren, waar we vanaf moesten blijven en niet over moesten praten. Hij borg ze weer op. Pa wilde er weinig over los laten. Hij sprak vrijwel nooit over de oorlog, mijn moeder al helemaal niet. Er hing een zwaar gordijn van zwijgzaamheid over die periode. Slechts bij toeval vingen we als kinderen flarden op van gesprekken over de oorlogsjaren. Over omgekomen familieleden, over angstige momenten uit de onderduikperiode.
Verzet
Soms, als oude kennissen op bezoek kwamen, werden herinneringen opgehaald aan gebeurtenissen uit het verzet, een periode uit het leven van mijn vader, die zich afspeelde op de westelijke kant van de Veluwe: Voorthuizen, Barneveld, Amersfoort. In een artikel uit Het Parool, uit 24 december 1945, over de verzetsgroep waar hij deel van uitmaakte, werd hij, David van Beetz (Freek), beschreven als KP (Knokploeg) –lid en “één van de kundigste vervalsers van valsche Ausweise en persoonsbewijzen”.
Vredeling
In het geruchtmakende interview uit 1974 van Vrij Nederland-journaliste Bibeb met toenmalig minister van defensie, Henk Vredeling, haalt deze ook herinneringen op aan zijn verzetsperiode. Vredeling, een van oorsprong gereformeerde Wageningse student en mijn vader, een Joodse steenhouwer uit Amsterdam, hadden zich samen een paar weken verstopt op een kamer boven een drogisterij in Amersfoort. Vredeling: “Freek, één van de weinige Joden die het overleefden, heeft me de beginselen van het communisme bijgebracht” (Vrij Nederland, 31 augustus 1974).
Toen ik die passage destijds mijn vader liet zien zei hij: “hij vergist zich, niet communisme, maar socialisme”. Naar aanleiding van dat interview nam hij contact op met de toenmalige minister, ze schreven elkaar en mijn vader bezocht hem een paar maal. Niet lang daarna overleed hij, in maart 1977.
Soldaat
Of hij die revolver ooit daadwerkelijk heeft gebruikt wist ik lange tijd niet. Ik herinner me dat ik dat wel eens gevraagd heb – of dat het in een gesprek ter sprake kwam – of hij toen ooit mensen heeft moeten doden. Vaag herinner ik me een gesprek met een oude kennis uit die periode: over momenten van spanning toen een Duitse soldaat iets ontdekte met de bonnen die mijn vader had vervalst. “Het was hij of ik”, of iets dergelijks. Ik heb hem er later nooit naar gevraagd, steeds schoof ik een gesprek over die periode voor me uit.
Hij kwam gebutst uit de oorlog. We mochten als kinderen zelfs niet met klapperpistooltjes spelen of vuurwerk aansteken met Oud en Nieuw: “geen oorlogstuig in mijn huis,” sprak hij gedecideerd. Veel later begreep ik uit officiële documenten dat hij de revolver wel degelijk had gebruikt, had moeten gebruiken.
Toen hij stierf, nu 40 jaar geleden, hij was toen 62 jaar oud, was die mogelijkheid voorbij. Ik ben nu al 9 jaar ouder dan hij ooit is geworden en 14 jaar ouder dan zijn vader, die met zijn moeder, op 9 april 1943 in Sobibor werd vermoord. We hebben de revolver (zie titelfoto), foto’s en documenten uit mijn vader’s onderduik- en verzetsjaren geschonken aan het Joods Historisch Museum. Ook om te herinneren dat er Joden waren die wel degelijk verzet hebben geboden. Mijn vader was één van hen.
En dat kwam allemaal bij mij op, een paar dagen voor 4 mei…