Opiniez.nl
En de baantjescarrousel
draait gewoon door
Politiek als speeltuin voor gelijkgestemde hoogopgeleiden
Na de recente benoeming van PvdA’er Jeroen Dijsselbloem als burgemeester van Eindhoven zwelt de kritiek over vriendjespolitiek en de baantjescarrousel weer aan. En niet zonder reden. Nog steeds voeren politici uit inmiddels verschrompelde partijen de lijstjes met benoemingen aan. Netwerkcorruptie viert hoogtij. De politiek is verworden tot een speeltuin van gelijkgestemde hoogopgeleiden en de burger heeft het nakijken. Een column van Freek van Beetz.
Dinsdag 19 juli werd bekend dat PvdA-coryfee oud-minister Jeroen Dijsselbloem de nieuwe burgemeester van Eindhoven wordt. Ze hadden een slechtere kunnen voordragen. Sterker nog: ik denk dat ze daar in Eindhoven een uitstekende keuze hebben gemaakt, al hadden ze, zo begreep ik uit de media, liever een vrouw op die post gehad. Soms zit het mee, soms zit het tegen, zullen we maar zeggen…
Er is, terecht, nogal wat kritiek dat hiermee maar liefst in drie van de vijf grote steden PvdA’ers (een partij die inmiddels toch geslonken is tot de omvang van een splinterpartij) daar de burgemeesterspost bekleden.
Baantjecarrousel
Dijsselbloem is naar mijn bescheiden mening een capabele en nuchtere bestuurder gebleken, al vind ik het op z’n zachtst gezegd wel bedenkelijk dat hij daarvoor twee recent verworven functies in de steek laat: hij is pas sinds 2019 voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, die nota bene nog midden in een onderzoek naar het coronabeleid zit. Nog recenter is zijn benoeming tot voorzitter van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds. Dat riekt toch naar de ‘baantjescarrousel’, waar critici van de Haagse mores steeds vaker naar verwijzen. Terecht schreef iemand op de sociale media dat Lilianne Ploumen ook nog in de wachtkamer zit… Dus wie weet worden de vrijgevallen plekken binnenkort ingevuld.
Belegen erfenis
Al veel langer is er kritiek op de wijze waarop in dit land publieke functies gegund worden aan politici en prominente partijleden, waarvan de bewezen of vermeende capaciteiten lang niet altijd, laat ik het voorzichtig zeggen, op maat zijn toegesneden op de vacante functie. Politieke kleur en aan de persoon toegeschreven verdiensten voor land en partij (maar meestal is het toch eerder andersom) zijn nogal eens doorslaggevend gebleken. Nog steeds voeren personen uit de inmiddels ineengeschrompelde partijen als CDA en PvdA de lijstjes met (politieke) benoemingen aan.
Het is een belegen erfenis uit een verleden, waarin politieke partijen hecht verankerd waren in de samenleving en konden bogen op een groot ledenbestand. Die situatie bestaat al lang niet meer. Alle partijen samen hebben nog maar ruim 300.000 leden. In ons land maakt een relatief kleine, maar invloedrijke groep gelijkgezinde, zich als ‘progressief’ profilerende elite de dienst uit (“Diploma-democratie”, zo beschreef Mark Bovens dit verschijnsel ooit).
Hoogopgeleide bovenlaag
De politiek, het politieke speelveld en politieke functies zijn steeds meer het domein geworden van een hoogopgeleide bovenlaag. De ideologieën, die ooit kiezers uit verschillende sociale geledingen met elkaar verbonden, zijn verdampt; politieke partijen zijn verworden tot marktplaats van idealisten, lobbyisten, vrijgestelde hobbyisten en baantjesjagers. En van die baantjes zijn er nogal wat, 30.000 volgens politicoloog Tom van der Meer. Politieke partijen zijn daar steeds meer een rekruteringsveld voor geworden.
Netwerkcorruptie
Naar aanleiding van de recente onthullingen over de wijze waarop Shula Rijxman haar voorzitterschap van de NPO vervulde, kwam de term “netwerkcorruptie” op. Willeke Slingerland, lector Weerbare Democratie aan de Saxion Hogeschool in Enschede, die promoveerde op dit onderwerp, zei hierover: “Het punt is: we zitten in sociale netwerken omdat we in een netwerksamenleving nu eenmaal de dingen zó voor elkaar krijgen. Vanuit een gemeenschappelijk en gedeeld belang doe je wat voor elkaar; je helpt elkaar verder in het leven. Maar die hulp kan verworden tot het dienen van een netwerkbelang. Je ontwikkelt een tunnelvisie in een naar binnen gekeerd netwerk en draagt, vaak onbedoeld, bij aan een vriendendienstcultuur. Het kwaad zit niet in een dikke envelop en niemand lijkt het slachtoffer, maar we hebben niet door dat we állemaal het slachtoffer zijn van netwerkcorruptie.” (Binnenlands Bestuur, 21 juli 2018)
Kongsi
De situatie waarin onze democratie is komen te verkeren heeft steeds meer ruimte geboden aan dit fenomeen; de ‘baantjescarrousel’ past daarin, maar ook de manier waarop beleid steeds meer binnen een steeds nauwer wordende beperkte kring van van gelijkgestemde, hoogopgeleide ambtenaren en vertegenwoordigers uit wat ooit het ‘maatschappelijk middenveld’ heette – dat inmiddels is verworden tot een kongsi van belangengroepen en belangenbehartigers – tot stand komt en in de volksvertegenwoordiging met dichtgetimmerde coalitieakkoorden wordt bezegeld. Dat heeft nog maar weinig met ‘democratie’ van doen.
Kiezer buitenspel
Ik moest daaraan denken toen mij een tweet van Margriet Vroomans onder ogen kwam:
Alsof al die protesterende boeren zich geen zorgen maken over een democratie waarin zij niet gehoord worden en waarin hun belangen worden verkwanseld. Natuurlijk, we kennen nog steeds vrije verkiezingen en het recht van vergadering laat in alle vrijheid partijvorming toe. Dus kunnen de burgers hun vertegenwoordigers kiezen. Ons parlement wordt geacht de gehele Nederlandse bevolking te representeren. Ons kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging kan gezien worden als gevolg van die opvatting.
Maar ja, wie stoort zich in de Haagse bubbel nog aan de kiezer? Die mag eenmaal in de vier jaar zijn/haar zegje doen en moet vervolgens toekijken hoe in de Haagse Kringen de verheven idealen moeiteloos worden ingewisseld, bijgevijld en uitgeruild.
Onmacht
Minister Hoekstra (toen van Financiën) hekelde in zijn Schoo-lezing in 2019 “het etaleren van de politieke onmacht”: politici die weglopen voor leiderschap en schermen met voldongen feiten als excuus voor genomen besluiten. Hoekstra zei te beseffen dat de burger heus wel snapt dat een politicus niet kan toveren, maar waarom, zei hij, zou die burger op iemand stemmen als die voortdurend uitlegt dat hij wel anders wilde stemmen, maar niet anders kon: omdat het moest van Brussel, of omwille van de coalitie, of omdat de doorrekeningen nu eenmaal zo waren?
Maar wat moet die machteloze burger dan als die leiders niet doen waarvoor ze gekozen zijn, als die niet doen wat ze hebben beloofd en desnoods Brussel dan maar de schuld geven? Andere leiders kiezen, in de wetenschap dat het beleid toch hetzelfde blijft? Of protesteren, zoals we nu om ons heen zien en waarvan we nog maar moeten afwachten of aan die reeks van crises een einde komt. De vooruitzichten zijn niet opwekkend.
Voorstel Maurice De Hond
In een recent essay legt Maurice de Hond de problematiek genadeloos op tafel. Hij verwacht dat de vorming van een stabiele regering na nieuwe verkiezingen, gezien de meest recente peilingen, een vrijwel onmogelijke opgave gaat worden: past ons politieke stelsel nog wel bij de huidige samenleving die steeds heterogener wordt en waarbij de spanningen tussen partijen groeien?
Hij roept mensen op om met voorstellen te komen voor een integraal plan, waarmee we onze overheid in relatie tot de bevolking beter kunnen inrichten. “Dat kan er één zijn waar de grondwet niet of slechts beperkt voor dient te worden aangepast, of één die grotere ingrepen vereist van de grondwet.”
Wisselende coalities
Ik weet niet of een ‘systeemwijziging’ de remedie is, maar de verwijdering tussen de politieke elite en een groot deel van de kiezers, de kloof tussen Randstad en “Afgehaakt Nederland”, vraagt om een andere benadering van regeringsvorming. In een eerdere OpinieZ-column opperde ik besluitvorming op basis van wisselende coalities over onderwerpen waarover met wisselende partijen overeenstemming te bereiken is. Dan zal de politieke besluitvorming meer het karakter krijgen van onderhandelingen in de politieke arena, in de Tweede Kamer, en minder in de achterkamers en op de partijbureaus.
Kleine partijen zullen het moeten hebben van het aangaan van bondgenootschappen per onderwerp: de behandeling van bepaalde onderwerpen en dossiers uitwisselen met gelijkgestemden binnen de Kamer. In de negentiende eeuw kenden we nog geen politieke partijen en zochten ook de volksvertegenwoordigers steun bij geestverwanten, per onderwerp of thema. Het zal het politieke bedrijf er niet gemakkelijker op maken, maar mogelijk wel transparanter en kansrijker voor politieke minderheden.
Vond je dit artikel goed? Steun Freek van Beetz via pinchas.backme.org.