Opiniez.nl

Mijn gedachten bij de Nationale Dodenherdenking op 4 mei 2024

Antisemitisme in alle hevigheid teruggekeerd

TitelfotoNationale Dodenherdenking door Johan WielandCC BY-ND 2.0.

In de loop der jaren is de betekenis van de Dodenherdenking op 4 mei veranderd. Ging het eerst om het herdenken van gevallen verzetsstrijders en militairen, later verschoof het accent naar de Joodse slachtoffers van de Shoa. Maar nu zijn we in een krankzinnige heksenketel beland waarin de Holocaust wordt weggedrukt en aandacht wordt geëist voor moslims en Gaza. Het antisemitisme is ondertussen in alle hevigheid teruggekeerd. Ik heb het verder wel gehad met de ‘officiële’ herdenking, schrijft Freek van Beetz. 

Ik heb de afgelopen jaren al vaker een column geschreven rond 4 en 5 mei. Op 3 mei 2018 schreef ik over mijn ongemakkelijke gevoel bij die data. Dat is alweer zes jaar geleden. Ik kon toen onmogelijk bevroeden in welke krankzinnige heksenketel we anno nu rond deze memorabele data beland zijn: dit jaar moet de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op De Dam in Amsterdam met tal van veiligheidsmaatregelen worden omringd.

Alhoewel een meerderheid van de Nederlandse bevolking, volgens een opiniepeiling van Eén Vandaag, vindt dat protest rond de Dodenherdenking niet moet kunnen (91 % vindt dat het verstoren van de twee minuten stilte voor geen enkel doel gerechtvaardigd is en 51% zelfs dat het demonstreren op 4 mei in heel Nederland zou moeten worden verboden), zijn volgens De Telegraaf Pro-Palestina-activisten vastberaden om de Dodenherdenking te verstoren.

Het klimaat lijkt er rijp voor te zijn, nu zelfs de zogeheten kwaliteitsmedia (NOS, NRC, Volkskrant en Trouw) zich de gelegenheid niet laten ontnemen om onbeschaamd hun partij mee te blazen in het aanzwellende antisemitische klimaat in ons land en in de wereld om ons heen.

Schrijnend gevoel

Het is weer 4 mei, en dan 5 mei. Ik vroeg me in 2018 af waar dat ongemakkelijke gevoel bij deze data vandaan kwam. In mijn herinnering had zich een schrijnend gevoel vastgezet dat me steeds meer bezighield. Waarom vlagden wij eigenlijk thuis niet op Bevrijdingsdag? We woonden toen in een dorp op de Veluwe. Van alle huizen en in alle straten wapperde fier en trots de driekleur, maar niet bij ons.

Ik zal m’n vader er vast wel eens naar hebben gevraagd, maar zijn antwoord was kennelijk nogal ontwijkend. Ik heb het verder maar laten rusten. ‘t Zal wel wat met zijn politieke overtuiging te maken hebben gehad, moet ik hebben gedacht. Want we waren ‘nogal rood’, zoals dat toen heette en hingen de vaderlandse driekleur ook niet aan de gevel op Koninginnedag. We hadden zelfs niet eens een vlag, meen ik me te herinneren.

Jodenster

Pas een paar geleden, toen ik me ging verdiepen in onze familiegeschiedenis, begreep ik dat de Jodenster in Nederland op 3 mei 1942 werd ingevoerd. Ineens kreeg de huwelijksfoto van mijn ouders, een foto die nogal iconisch is geworden omdat die in tal van artikelen is geplaatst, bijzondere betekenis. Een foto van een familie en enkele vrienden bijeen op een bruiloftsmaaltijd in een woonkamer, de meesten met Jodenster op hun kleding. Mijn ouders trouwden op 5 mei 1942: de verplichting tot het dragen van de Jodenster. Pas toen ‘viel het kwartje’: die datum, 5 mei!

Ik kende die foto alleen van het dressoir bij mijn grootouders. Bij ons thuis hingen of stonden er geen lijstjes met foto’s van voor de oorlog, ook die trouwfoto niet. Een groot deel van de bruiloftsgasten op het huwelijk van mijn ouders, die met zo’n bijna invoelbare blik, alsof ze wisten dat het naderende onheil zich had aangekondigd, naar de camera keken, keerde niet terug. Allen vermoord in de concentratiekampen. Ook dat maakt die trouwfoto wellicht zo iconisch.

En daarom is de vijfde mei voor mij meer beladen geworden en moest die datum, immers hun trouwdag, dat ook voor mijn ouders zijn geweest.

Vier mei

Vier mei had een andere betekenis. Uit mijn jeugd herinner ik me vooral de tv-beelden van de ingetogen dodenherdenking op de Waalsdorpervlakte. Die stond in het teken van gevallen verzetsstrijders en militairen. De Nationale Dodenherdenking op De Dam is pas vanaf de jaren zestig in betekenis gegroeid. Pas vanaf die tijd werden ook de Joodse slachtoffers en de in voormalig Nederlands-Indië omgekomen Nederlanders herdacht.

De kring van slachtoffers werd in de jaren daarna steeds verder uitgebreid. Ik kreeg steeds meer het gevoel dat de betekenis van de moord op die meer dan 100.000 joodse Nederlanders, die, onder het oog van hun buren en andere omwonenden, door Nederlandse politieagenten wreed uit hun huizen werden gehaald en met wagons van Nederlandse trambedrijven en spoorwegen naar de vernietigingskampen werden afgevoerd, moest worden weggedrukt. Dat gevoel is de laatste tijd, zeker sinds de pogrom van Hamas op 7 oktober 2023, alleen maar versterkt.

Moslims

“Op televisie, op de radio en in de kranten lees ik in de aanloop naar 4 en 5 mei alleen nog maar berichten over moslims”, schrijft Arthur van Amerongen in HP/DeTijd van 3 mei: “De Dodenherdenking wordt steeds meer ontdaan van het Joodse aspect. Wellicht is de shoa kwetsend voor jonge mohammedaanse scholieren en niet inclusief genoeg.”

Holocaustmuseum

Ik was op 10 maart aanwezig in de Portugese Synagoge in Amsterdam voor de plechtigheden rond de opening van het Nationaal Holocaust Museum. De waardigheid van die bijzondere gebeurtenis werd op schaamteloze wijze verstoord door het luidruchtige protest van de pro-Palestijnse demonstratie rond dat monumentale gebedshuis. Zogenaamd gericht tegen de aanwezigheid van president Herzog van Israël.

Maar mij is vooral bijgebleven hoe de voornamelijk Joodse genodigden, na afloop van de plechtigheid, bij hun korte wandeling naar het Joods Historisch Museum (in éen van die oude synagogen traden mijn ouders op 5 mei 1942 in het huwelijk), als het ware spitsroeden moesten lopen langs een krijsende en gillende meute van voornamelijk jonge moslima’s (hoofddoek en Arafatsjaaltjes). De Israëlische president was toen al lang met de andere hoogwaardigheidsbekleders naar het Holocaustmuseum vertrokken. Daar werd Rudie Cortissos, die met achterkleindochter de openingsceremonie (het aanbrengen van de mezoeza) verrichtte, onthaald op een weerzinwekkende scheldkanonnade.

Toen werd mij meer dan eens duidelijk: het antisemitisme is in alle hevigheid teruggekeerd, tot in een voor die gedenkwaardige dag tot een belegerde vesting veranderde oude joodse buurt (waar mijn moeder opgroeide) aan toe.

“Het moet kunnen schuren”, verklaarde burgemeester Halsema nadien. En het schuurt steeds heviger en virulenter. “4 en 5 mei zijn helemaal gekaapt door woke Nederland en hun mohammedaanse vrienden, in het bijzonder de Palliewappies van Groep Timmermans,” schrijft Arthur van Amerongen.

Monument in Heerde

In april 1945 keerde mijn vader terug uit het gebied rond Amersfoort waar hij als verzetsman actief was naar Heerde, waar mijn moeder was ondergedoken. Daar werd hij ingelijfd bij de Binnenlandse Strijdkrachten (stoottroep/bewakingstroep) Commando Heerde.

In Heerde voltrok zich op 13 april 1945 een drama. De verzetsgroepen op de Oost-Veluwe hadden vanuit Londen opdracht gekregen om de bruggen over het Apeldoorns Kanaal te bewaken tegen vernieling door terugtrekkende Duitsers. Toen ongeveer veertig Duitse parachutisten bij hun terugtocht bij de Klementbrug in Heerde de met hun blauwe overalls en oranje armbanden zeer herkenbare verzetsstrijders aantroffen, ontstond een vuurgevecht. In dat vuurgevecht en door de Duitse represailles vonden zeven verzetslieden en vijf buurtbewoners de dood. De brug en de nabijgelegen woning werden opgeblazen.

Twee jaar na het drama werd op die plek een monument opgericht, ontworpen door de architect Kammeyer en uitgevoerd door mijn vader: hij was immers steenhouwer. Nog jaarlijks vindt bij dat monument een herdenkingsplechtigheid plaats.

Gedenken

Ik zal, zoals voorgaande jaren, die twee minuten stilte thuis in de privésfeer gedenken. De vlag (ik heb die wel!), hangt dan thuis halfstok, in het bijzonder voor de verzetsvrienden van mijn vader, die de oorlog niet overleefden.

Ik heb het verder wel gehad met de ‘officiële’ herdenking. Voor mijn omgekomen familieleden geldt niet dat ene moment van stilte. Zoals ik vorig jaar schreef: “Omdat zij niet vergeten mogen worden noem ik hun namen op hun geboortedata en de dagen dat zij vermoord werden en staan hun namen op het namenmonument in Amsterdam, en zal ik dat blijven doen, zolang ik leef, indachtig de laatste regels van het befaamde gedicht “Vrede” van Leo Vroman (1954): ‘Kom vanavond met verhalen, hoe de oorlog is verdwenen. En herhaal ze honderd malen. Alle malen zal ik wenen’.”