Opiniez.nl
Enkele gedachten bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum
Over Jodenhaat en ruggengraatloze bestuurders
Zondag 10 maart wordt het Nationaal Holocaustmuseum geopend. Een gedenkwaardige dag in onze niet zo fraaie geschiedenis. Maar deze gebeurtenis wordt nu al overschaduwd door talloze protesten van Jodenhaters, die het niet eens kunnen opbrengen om deze vernietiging van joodse burgers te erkennen, laat staan erbij stil te staan. “Nooit weer” is nu. Nog nooit is de haat voor Joden zo duidelijk geworden en onze ruggengraatloze bestuurders wenden hun gezicht af. Een column van Freek van Beetz.
Zondag 10 maart aanstaande vindt de officiële opening plaats van het Nationaal Holocaustmuseum. Ik heb daarvoor een uitnodiging ontvangen. Vermoedelijke reden: één van de tentoongestelde objecten is de Russische revolver, die mijn vader als (joods) verzetsman in de oorlog droeg en waarschijnlijk ook gebruikte; ik schreef daar al eens over.
Ik ga er met gemengde gevoelens heen. Het naoorlogse Nederland waarin ik opgroeide is de laatste decennia onherkenbaar veranderd. En niet in positieve zin.
Jodenhaat mag kennelijk weer. In de straten en in openbare gebouwen, zelfs tot in het gebouw waar de Tweede Kamer zetelt kan weer openlijk en ook nog lange tijd ongestoord opgeroepen worden tot moord op Joden (als het maar in het Engels of Arabisch is…).
“Een artistiek figuur met tekentalent”
Over mijn vaders verzetsverleden schreef ik een bijdrage (David van Beetz: “Van Beetz was een goed Nederlander”) in Gezichten van Joods Verzet, 2020, een boek over Joden in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor deze column citeer ik dus ook uit ‘eigen werk’…
Mijn vader had zich, na twee jaar ambachtsschool, bekwaamd tot steenhouwer en beschikte uiteindelijk eind jaren dertig over een eigen werkplaats in de Amsterdamse Jordaan.
In het begin van de oorlogsjaren meldde hij zich op de tekenacademie: hij wilde tekenleraar worden. Maar die opleiding mocht hij van de bezetter niet voltooien: met andere joodse medestudenten werd hij van het examen uitgesloten.
Mijn ouders trouwden op 5 mei (!) 1942 en vonden eind van de zomer dat jaar een onderduikadres op de Veluwe. In een rapport dat na de oorlog over mijn vaders verzetsverleden werd opgemaakt, verklaarde één van de leiders van het verzet op de Veluwe naderhand:
“Eind 1942 is het joodse echtpaar Van Beetz door mij te Heerde ondergebracht bij de dames Schöntaler (…). Nadat ik de heer van Beetz had leren kennen als een artistiek figuur met tekentalent, heb ik hem bij onze groep aangeworven als vervalser van officiële stukken, zoals persoonsbewijzen e.d. (…) Van Beetz was een vakman in het vervalsen. Hij heeft dit regelmatig intensief gedaan tot september 1944. Omdat het vervalsingswerk toen wat afnam is hij in onze groep opgenomen als lid van de KP. Hij ging mee op alle voorkomende karweitjes. (…) Van Beetz heeft veel goed verzetswerk gedaan.”
Verzetswerk
Dat verzetswerk werd gedurende lange tijd gedaan vanuit een boerenhoeve in de buurt van Barneveld. Het Parool wijdde daar op 24 december 1945 een vijf (!) pagina’s lang artikel aan met als titel: “Een doodgewoon boerderijtje op de Veluwe”. In dit artikel wordt uitvoerig beschreven hoe vanuit die afgelegen boerderij met een zendinstallatie spionageberichten werden doorgeseind naar Engeland en tal van risicovolle, gevaarlijke overvallen en sabotage werden voorbereid en uitgevoerd. Velen lieten daarbij het leven.
Mij trof natuurlijk de passage over David van Beetz, mijn vader:
“Eind Augustus 1944 werd de KP-er , David van Beetz (Freek), die bovendien een van de kundigste vervaardigers van valsche Ausweise en persoonsbewijzen was, op “Het Schip” ingekwartierd. Hij kwam daar uitsluitend als KP-man, omdat het risico teveel vergroot zou worden, wanneer een spionage- en Ausweisedienst van een zelfde punt uit werkten. Maar toen de behoefte aan PB- en Ausweise enorm toenam werd Freek toch weer ingeschakeld bij het vervalschingswerk en ten slotte beschikte hij over een vrij volledig “laboratorium” op “Het Schip”.
Dood in de gaskamers
Mijn vader was de oudste zoon in het gezin van een doofstomme (en analfabete!) straatventer in garen en band: Pinehas/Pinchas en Heintje van Beetz. Alleen mijn vader en zijn jongste broer Lou overleefden de verschrikkingen van de oorlog. Zijn broers Sal (Samuel, kleermaker), Arie (Aron, coupeur) en Flip (Philip, perser) werden allen in de zomer van 1942 in Auschwitz vermoord.
Grootvader Pinehas/Pinchas en grootmoeder Heintje werden ruim een half jaar later op 6 april 1943 weggevoerd vanuit Westerbork en op 9 april in Sobibor, meteen na aankomst, vermoord.
Zou mijn vader hebben geweten dat zijn broers, in die zomer van 1942, toen hij samen met mijn moeder in Heerde een schuilplaats had gevonden, al in Auschwitz vermoord waren? Hebben zijn ouders, mijn grootouders dus, al die maanden voordat ook zij werden afgevoerd, ooit beseft dat drie van hun zoons toen al de dood in de gaskamers hadden gevonden?
Ik zal dat nooit te weten komen. Ik heb mijn vader daar nooit naar gevraagd.
Henk Vredeling
In de laatste maanden van de oorlog hielden twee verzetslieden, een Amsterdamse steenhouwer (mijn vader), die zich de naam Freek Schouten had aangemeten en een gereformeerde Wageningse student, Henk Vredeling, zich samen wekenlang schuil boven een apotheek in Amersfoort. Daarna scheidden zich hun wegen.
Kort na de Jom Kippoeroorlog, oktober 1973, toen de toenmalige minister van Defensie Henk Vredeling in het geheim Israël voorzag van defensiematerieel, zocht mijn vader contact met zijn oud-verzetsmaatje. Mijn zuster had die oorlogsweken in een schuilkelder in een kibboets, pal onder de Golanhoogten, doorgebracht, misschien was dat de aanleiding. Vredeling en mijn vader schreven en bezochten elkaar. De oude vriendschap herleefde voor korte tijd. Niet lang daarna, in maart 1977, overleed mijn vader.
Gemengde gevoelens
Waarom haal ik deze geschiedenis op? Omdat ik met gemengde gevoelens naar de opening van het Holocaustmuseum ga. Er zal strenge bewaking zijn, ook al vanwege de aanwezigheid van het staatshoofd en enkele hoge buitenlandse bezoekers, waaronder – misschien – de president van Israël, Isaac Herzog. Maar diens komst is onzeker, omdat pro-Palestijnse organisaties gedreigd hebben met acties, waaronder een arrestatiebevel. Die zware beveiliging rond dit gebouw, met die beladen geschiedenis en met al die objecten en foto’s, verstilde getuigen van niet te bevatten leed, is een navrant teken hoe de tijden zijn veranderd. Joodse instellingen worden al decennia zwaar bewaakt.
Belaagd
Overal, in Europa en de VS, worden Joden belaagd en gemaltraiteerd. Dat is sinds 7 oktober 2023 alleen maar verergerd. De wereld is veranderd en wij staan erbij; zie de bijna wanhopige oproep van Bari Weiss:
Na die ongekende gruwelijke massaslachting op feestende jongeren gingen hun leeftijdsgenoten met Palestijnse vlaggen met antisemitische leuzen (“Gas the Jews”, Sidney, Opera House) in de grote steden, hier en elders in de wereld, de straat op, om juichend steun te betuigen aan deze terreurdaden. In de media heb ik daarover nauwelijks woorden van afkeuring gezien of gehoord. Antisemitisme is sindsdien meer dan ooit salonfähig geworden.
Jodenhaat
De media dragen bij aan het gewoon maken van Jodenhaat: een anti-Israël narratief voert de boventoon en de gekleurde berichtgeving (en de vaak geënsceneerde beelden van Hamas-‘journalisten’ en Al Jazeera) uit Gaza wordt zonder enige kritische reflectie als onweerlegbare waarheid verkondigd. Internationale organisaties (UNRWA, Artsen zonder Grenzen, WHO, e.d.) waken er wel voor om Hamas te ontrieven en dragen hun steentjes bij aan de gekleurde berichtgeving.
Met een nauwelijks verborgen agenda en de oorlog in Gaza als excuus, wil men met doelbewuste provocaties de Joodse burgers treffen op de meest gevoelige plek: de Holocaust. Acties rond de herdenking van de Februaristaking en de bezetting met demonstraties van stationshallen (de treinen naar het Oosten) zijn perfide verwijzingen naar het lot van joden in de bezettingsjaren. Recent bleek ook het (tijdelijk) onderkomen van de Tweede Kamer niet gevrijwaard van oproepen tot verdrijving van de Joden uit hun land.
PvdA/GroenLinks
Ook voor de PvdA/GroenLinks-combinatie is Jodenhaat al lang niet meer taboe. Politici als Kati Piri en Frans Timmermans kunnen, net als veel andere politici in binnen- en buitenland, niet in de schaduw staan van hun illustere voorgangers: ze verschrompelen tot politieke dwergen in vergelijking tot de oude PvdA’ers als Henk Vredeling, Joop den Uyl, en Max van der Stoel, om van notoire antisemieten (Tofik Dibi, Sabine Scharwachter en al die anderen uit kringen van GroenLinks en DENK) maar te zwijgen.
Nooit meer
“Nooit meer” is nu geworden, dat blijkt elke dag opnieuw.
Gelukkig hoeft mijn vader, wiens revolver ik zondag in het Nationaal Holocaustmuseum zal terugzien, dit niet meer mee te maken. Hij heeft zich wel eens laten ontvallen dat fascisme en antisemitisme weer terug konden komen, maar kon niet vermoeden dat met de massa-immigratie uit moslimlanden Jodenhaat de vrije teugel zou krijgen, gefaciliteerd door wegkijkende media en bestuurders zonder ruggengraat.